Hoe gaat Nederland haar hernieuwbare waterstofdoelen halen?
Subsidieregeling Trinomics als voorkeursoptie door KGG gekozen
Om de Europese doelstelling van 42% hernieuwbare waterstof (RFNBO) in 2030 te halen, verplicht Nederland bedrijven om 4% van hun waterstofgebruik te vervangen door RFNBO-waterstof. Voor de resterende 38% zet het kabinet in op vraagsubsidies. Trinomics onderzocht in opdracht van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) de mogelijke inrichting van deze subsidie.
Het systeem van HWI’s als ruggengraat
Trinomics onderzocht vijf opties om de subsidie vorm te geven. Uit de brief van minister Hermans op 14 juli jl. blijkt dat het kabinet kiest voor optie 1, de HWI-opkoopregeling. Een HWI – oftewel hernieuwbare waterstofeenheid – is een administratieve eenheid waarmee het gebruik van hernieuwbare waterstof kan worden bijgehouden. Een HWI staat gelijk aan de inzet van 1 gigajoule (GJ) waterstof, oftewel 8,3 kilogram. Wanneer een gebruiker 1 GJ RFNBO-waterstof inzet wordt een HWI gegenereerd.
De subsidie beoogt waterstofgebruikers in staat te stellen het prijsverschil tussen RFNBO-waterstof en fossiele waterstof te overbruggen. Daarnaast moet het waterstofgebruikers stimuleren om meer RFNBO-waterstof in te zetten dan verplicht, wat resulteert in een hogere vraag naar RFNBO-waterstof.
Voorstel Trinomics
In het voorstel van Trinomics koopt de overheid HWI’s van een waterstofgebruiker. De waterstofgebruiker gebruikt het ontvangen bedrag om de meerkosten van RFNBO-waterstof ten opzichte van fossiele waterstof te overbruggen. Een gebruiker kan er voor kiezen een percentage HWI’s zelf te houden. De HWI’s die een gebruiker zelf houdt kan hij inzetten om aan te tonen te voldoen aan de 4%-verplichting. Hiervoor ontvangt hij dus geen subsidie, immers hij verkoopt deze HWI’s niet aan de overheid. Extra HWI’s kunnen waterstofgebruikers verkopen aan andere bedrijven zodat zij ook aan hun verplichting voldoen zonder directe inzet van RFNBO-waterstof.
In het voorstel van Trinomics moeten producenten/importeurs van waterstof en waterstofgebruikers samenwerken in consortia en gezamenlijk deelnemen aan de tender. Elk consortium dient een bod in waarin het aangeeft hoeveel subsidie per HWI de waterstofgebruiker wil ontvangen (€/GJ), voor hoeveel jaar het steun vraagt, en welk percentage HWI’s het zelf wil houden. Op basis hiervan wordt een rangschikkingsbedrag berekend: hoe lager dit bedrag, hoe aantrekkelijker het bod. Een lager bedrag per HWI, een lager percentage HWI’s behouden en een kortere looptijd leiden tot een lager rangschikkingsbedrag. Partijen worden op deze manier gestimuleerd een zo aantrekkelijk mogelijk bod in te dienen.
Na de zomer start KGG een consultatie over de verdere uitwerking van deze subsidie. De regeling zal worden gebaseerd op een aangepaste versie van het Trinomics-voorstel.
Voorziene problemen
Trinomics signaleert, naast de complexiteit, diverse problemen bij de uitwerking van de HWI-opkoopregeling. Zo kunnen de administratieve lasten aanzienlijk oplopen voor zowel de overheid als de waterstofgebruikers. Ook de deelname aan de tender brengt hoge kosten met zich mee voor gebruikers en producenten door de noodzaak tot het vormen van een consortium en het risico dat een bod niet wint. Ook wijst Trinomics erop dat de opzet van de tender kortlopende biedingen stimuleert, wat ten koste kan gaan van lange termijn zekerheid voor marktpartijen. Tot slot is er sprake van een ondoorzichtige HWI-markt. Door gebrek aan het vrij verhandelen van HWI’s bestaat het risico dat grote marktspelers marktmacht ontwikkelen doordat zij een substantieel deel van de beschikbare HWI’s verwerven.
Algemeen Directeur VEMW, Hans Grünfeld reageert: ‘Het is duidelijk dat deze subsidieregeling technisch en administratief zeer complex is. Juist daarom is het cruciaal dat bij de verdere uitwerking de administratieve lasten en de kosten voor waterstofgebruikers in de praktijk worden beperkt. In het bijzonder moeten we oog houden voor bedrijven die net boven de ondergrens van 0,1 kton waterstofgebruik vallen. Deze relatief kleine gebruikers worden geconfronteerd met onevenredig hoge lasten, terwijl hun bijdrage aan additionele vraag naar RFNBO-waterstof en CO₂-reductie beperkt is. Tegelijkertijd zijn wij hoopvol: als dit subsidie-instrument op de juiste manier wordt ingericht, met effectieve prikkels en werkbare randvoorwaarden, kan het zeker bijdragen aan het stimuleren van de markt voor hernieuwbare waterstof. Wij kijken daarom uit naar de consultatie van KGG na de zomer, waarin wij deze punten nadrukkelijk zullen inbrengen.’
Het rapport van Trinomics is te vinden in onze kennisbank.