Terug naar nieuws

Nederland dreigt voorlopersrol waterstof te verliezen

Waterstof Wet- en regelgeving15 juli 2025Paul Villalobos Valdivia

De minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) biedt met brief voortgang waterstofbeleid duidelijkheid over verplichting gebruik hernieuwbare waterstof op bedrijfsniveau. Zonder de mogelijkheid kosten door te leggen in de keten en hernieuwbare waterstof in te zetten wringt de verplichting met de huidige positie van de Nederlandse industrie.

Jaarverplichting industrie: helderheid voor 36 bedrijven

De hernieuwbare energie richtlijn (REDIII) verplicht lidstaten om in 2030 42% van het waterstofgebruik dat onder de verplichting valt te vervangen door hernieuwbare waterstof (RFNBO). Nederland kiest, als een van de weinige lidstaten, voor een verplichting op bedrijfsniveau. De grens ligt bij bedrijven die minimaal 0,1 kton waterstof per jaar gebruiken. Uit onderzoek door TNO blijkt dat dit 36 bedrijven betreft. De verplichting start op 1 januari 2027 (0,2%) en loopt op tot 4% in 2030 en 9,9% in 2035. Flexibiliteitsmechanismen zoals doorschuiven en sparen worden verruimd (t.o.v. het geconsulteerde wetsvoorstel) en blijven ook na 2030 van kracht. De wet wordt begin 2026 aan de Tweede Kamer aangeboden, met tweejaarlijkse evaluaties en een algemene evaluatie na vijf jaar.

Het kabinet houdt vast aan een vrijstelling van 60% voor ammoniakproductie, ondanks een motie van André Flach (SGP) om deze sector volledig uit te zonderen. Volgens Hermans ontbreekt de juridische grondslag voor een volledige vrijstelling voor ammoniakproductie in de REDIII.

Subsidie-instrumentarium

RFNBO-waterstofgebruik boven het verplichte percentage wordt gestimuleerd met een subsidieregeling. Onderzoeksbureau Trinomics heeft i.o.v. KGG vijf varianten van een subsidieregeling onderzocht. KGG heeft gekozen voor een tendersysteem waarbij bedrijven HWI’s (hernieuwbare waterstofeenheden) genereren door RFNBO-waterstof te gebruiken. De HWI’s kunnen vervolgens verkocht worden aan de overheid. KGG is in gesprek met de Europese Commissie over de compatibiliteit van de subsidieregeling met de staatsteunregels. Het beschikbare budget bedraagt €662,3 miljoen. Na de zomer volgt een consultatie over de subsidie.

Algemeen Directeur VEMW, Hans Grünfeld reageert: “Het is goed dat het kabinet duidelijkheid biedt over de jaarverplichting voor waterstofgebruikers. Tegelijkertijd wringt het dat er is vastgehouden aan een verplichting op installatieniveau van 4% in 2030. Het verruimen van de flexibiliteitsmechanismen is daarin cruciaal, maar zonder de mogelijkheid de meerkosten door te rekenen aan afnemers, de huidige concurrentienadelen van de Nederlandse industrie en het ontbreken van de waterstofbackbone, is de directe inzet van RFNBO-waterstof in hun processen voor veel bedrijven niet realistisch. Daarnaast is de vraag of €662 miljoen subsidie voldoende is. Het wordt een uitdaging voor Nederland om te voldoen aan de 42%-verplichting in 2030.”

Met betrekking tot productie is de tweede tender voor hernieuwbare elektrolyseprojecten (OWE) zwaar overtekend. Meer dan €3 miljard aan aanvragen is ingediend. Daarnaast blijft het kabinet via generieke instrumenten als de SDE++ en NIKI ook koolstofarme waterstofproductie ondersteunen.

Wetgeving en infrastructuur

In het derde kwartaal van 2025 start de consultatie voor de Nederlandse implementatie van het Europese waterstof- en gasdecarbonisatiepakket. Dit moet onder meer duidelijk maken hoe regionale infrastructuur en marktordening wordt ingericht. Via een ministeriële regeling worden de regels voor publieke infrastructuurbedrijven in de importketen aangescherpt. De subsidie van €750 miljoen voor Hynetwork Services blijft volgens Hermans voorlopig voldoende om het vollooprisico af te dekken.

Duits voorbeeld: Wasserstoffbeschleunigungsgesetz

De Duitse overheid is ondertussen bezig met een heus waterstofoffensief en zet versneld in op waterstofprojecten via het Wasserstoffbeschleunigungsgesetz. Dit wetsvoorstel geeft waterstofprojecten tot 2045 een status van "publiek belang", digitaliseert vergunningsprocedures, en stelt harde termijnen van maximaal 12 maanden voor vergunningverlening. Daarnaast hebben grote projecten de mogelijkheid versneld juridische procedures doorlopen.

Grünfeld vervolgt: “Wij hebben met onze havens, infrastructuur, (toekomstige) verbindingen met het achterland, potentieel voor hernieuwbare elektriciteitsproductie en een grote waterstofgebruikende sector alle kaarten in handen om het waterstofland van Europa te worden. Hiervoor moeten wel keuzes worden gemaakt die de energie-intensieve industrie juist tegemoetkomen en productie alle ruimte bieden. De Duitse overheid onder leiding van Friedrich Merz durft duidelijk wél die keuzes te maken. Het volgende kabinet moet hierin stappen gaan zetten. Wij gaan dan ook graag in gesprek hierover.”

De Kamerbrief is te vinden in onze kennisbank