Terug naar nieuws

Senaat stemt in met Belastingplan 2024

Eerste Kamer verwerpt wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit

Elektriciteit Gassen Klimaat Belastingen19 december 2023Jacques van de Worp

Het Belastingplan 2024 is met grote meerderheid aangenomen door de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel 'Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit' - onderdeel van het pakket Belastingplan 2024 - is verworpen. 

Belastingplan

Het aangenomen pakket Belastingplan 2024 (kamernummer 36 418) is qua aantal maatregelen zo veel mogelijk beperkt tot maatregelen die met ingang van 1 januari 2024 in werking zouden moeten treden of vanwege de uitvoerbaarheid voor die datum in het Staatsblad opgenomen moesten zijn. Andere fiscale maatregelen, zoals de fiscale klimaatmaatregelen voor de industrie en elektriciteit, die met ingang van 1 januari 2025 of later in werking kunnen treden, zijn zo veel mogelijk als zelfstandige wetsvoorstellen ingediend.

Wetsvoorstel

Het verworpen wetsvoorstel 'Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit' (kamernummer 36 432) voorzag in het afschaffen van vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés in de Energiebelasting, het afschaffen van vrijstellingen voor het duaal en non-energetisch gebruik van kolen en het verhogen van de minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector en industrie. Doel van het voorstel was om uitvoering te geven aan het in het voorjaar van 2023 aangekondigde aanvullend klimaatbeleidspakket. Hierin stelt het kabinet aanvullend beleid voor om de emissiereductiedoelstelling van 2030 te halen. De Klimaatwet stelt Nederland voor de opgave om in 2030 55 procent reductie van broeikasgasemissies te realiseren ten opzichte van 1990. Om deze opgave te bereiken moesten in alle sectoren maatregelen worden genomen om broeikasgasemissies te reduceren. In dit voorstel zijn een belangrijk deel van de fiscale voorstellen voor de industrie en elektriciteitssector uit dit aanvullend beleidspakket opgenomen.

Moties

Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 zijn twee belangrijke moties Heijnen c.s. (kamernummer 36 418 L en M) ingediend en aangenomen, die betrekking hebben op de afbouw van de vrijstellingen Energiebelasting voor WKK en mineralogische en metallurgische procedés. De eerste motie (L) verzoekt de regering om uiterlijk Q2-2024 een impactanalyse te doen naar de gevolgen die een afbouw van de vrijstellingen Energiebelasting heeft op netcongestie, flexibilisering van het stroomnet door bijdrage van warmtekrachtkoppleingsinstallaties (WKK), de reële alternatieven die industriële bedrijven hebben voor decarbonisatie vóór 2030, de impact op de CO2-emissies en de kosten voor de afnemers van industriële WKK's. De tweede motie (M) verzoekt de regering om nader overleg te voeren met de betrokken mineralogische en metallurgische bedrijven om zeker te stellen dat de gehanteerde uitgangspunten in een studie van Trinomics en BlueTerra m.b.t. weglekrisico's en handelingsperspectief binnen een ongelijk Europees speelveld, juist zijn en dat deze analyse volledig en juist is. De voorgenomen analyse moet naar voren gehaald worden, de uitkomsten daarvan moeten met de Kamer gedeeld worden en op basis van deze evaluatie moet de regering met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie.

Impact analyses

Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “het is zeer belangrijk voor de internationale concurrentiepositie en het handelingsperspectief van de Nederlandse industrie in de energietransitie dat eerst goed wordt onderzocht wat de mogelijke consequenties zijn van een extra – nationale – fiscale lastendruk vóórdat maatregelen zoals het afschaffen van belastingvrijstellingen worden doorgevoerd. Bedrijven hebben op dit moment niet alleen te maken met een lastig economisch klimaat, maar ook met een stapeling van – energie gerelateerde – kosten. We zijn dan ook blij met de aangenomen moties die meer inzicht moeten opleveren. We kijken met belangstelling uit naar de resultaten van de impact analyses.

Bron: Eerste Kamer, 19 december 2023