Terug naar nieuws

Ministerie EZK kondigt wetstraject ‘Warmtewet 2.0’ aan

Marktordening en gasreferentie belangrijkste aandachtspunten

Gassen Markt15 februari 2019Karin Burghouwt

Het ministerie van EZK is een wetstraject ‘Warmtewet 2.0’ gestart om de besluitvorming over en investeringen in de aanleg en exploitatie van warmtenetten te faciliteren en de benodigde rollen en verantwoordelijkheden van publieke en private partijen nader te duiden. Zo nodig worden de randvoorwaarden aangescherpt om de publieke belangen (betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid) bij collectieve warmtelevering te realiseren. Warmtenetten gaan naar verwachting een grotere rol spelen in de energievoorziening. Het streven van de minister is de nieuwe Warmtewet op 1 januari 2022 in werking te laten treden. VEMW zal als stakeholder participeren in het proces.


Beleidsvoorbereiding

De minister geeft in zijn Kamerbrief aan dat hij een aantal uitgangspunten meeneemt in de beleidsvoorbereiding voor het wetstraject ‘Warmtewet 2.0’. Hij stelt dat de marktordening moet aansluiten bij de technische en economische kenmerken van de markt en bijdragen aan efficiënte marktuitkomsten, rekening houdend met lokaal maatwerk. Bovendien moeten gemeenten en Rijk over voldoende sturingsmogelijkheden beschikken om de realisatie van publieke belangen te kunnen borgen. De minister verwacht een onderscheid aan te brengen in de regulering van grote regionale transportnetten, middelgrote lokale distributienetten en kleinschalige warmtesystemen.

Marktordening

De marktordening is bij collectieve warmtelevering anders georganiseerd dan bij de levering van elektriciteit en gas. De beheerder van een warmtenet is meestal ook de leverancier, die vaak afspraken maakt met één warmteproducent. Een aangeslotene op een warmtenet heeft geen keuzevrijheid, in tegenstelling tot een afnemer van elektriciteit of gas. Daarom wordt in de huidige Warmtewet de gebonden klant (kleinverbruiker) beschermd, onder meer door het niet-meer-dan-anders-principe (nmda). Drie jaar geleden concludeerde onderzoeksbureau Ecorys dat, om te kunnen komen tot een trendbreuk in de warmtevoorziening in Nederland, er vertrouwen moet ontstaan in de warmtemarkt. Dat vereist prikkels om – lokaal – te komen tot duurzame warmteprojecten, zowel voor aanbieders en initiatiefnemers (business case) als afnemers (betaalbaarheid). Onderzoeksinstelling SEO komt volgens de minister tot de conclusie dat splitsing in de warmtemarkt (productie, handel en levering versus netbeheer) niet die prikkels zal opleveren omdat de nadelen daarvan waarschijnlijk zwaarder wegen dan de voordelen. Mogelijke uitzondering en onderwerp van onderzoek: grote, nog te ontwikkelen regionale warmtesystemen zoals de warmterotonde Zuid-Holland.

Gasreferentie

Ten aanzien van het nmda-principe laat de minister nader onderzoek doen naar mogelijke alternatieven omdat de gasreferentie zijn waarde verliest in de context van de energietransitie. De minister onderzoekt ook nog op welke wijze hij de verduurzaming van warmtenetten, in lijn met afspraken uit het ontwerp-Klimaatakkoord, het best kan vormgeven en stimuleren gelet op de grote mate van heterogeniteit in de sector en de samenhang met de realisatie van de publieke belangen betaalbaarheid en betrouwbaarheid. Het is die heterogeniteit die de zoektocht naar een alternatief voor de gasreferentie complex maakt.

Planning

De minister wil 2019 benutten voor het gedetailleerd uitwerken van de opties t.a.v. de marktordening en de gasreferentie, en voorziet na de zomer een internetconsultatie van het wetsvoorstel te starten. In de loop van 2020 moet het wetsvoorstel dan aan de Tweede Kamer worden aangeboden en per 1 januari 2022 moet de nieuwe Warmtewet in werking treden. VEMW zal als stakeholder participeren in het proces.