Terug naar nieuws

Biedt de Europese Commissie voldoende ruimte voor productie blauwe waterstof?

Waterstof Wet- en regelgeving11 juli 2025Paul Villalobos Valdivia

Op 8 juli 2025 publiceerde de Europese Commissie (EC) de definitieve versie van de gedelegeerde verordening over koolstofarme brandstoffen. De verordening bevat verbeteringen, maar levert niet op cruciale punten.

Methodologie stelt eisen aan productie van koolstofarme brandstoffen

De verordening bevat de methodologie voor het berekenen van de emissie-intensiteit over de volledige levenscyclus van koolstofarme brandstoffen, zoals waterstof geproduceerd uit aardgas waarbij CO₂ wordt afgevangen (blauwe waterstof). Om als koolstofarme brandstof te worden erkend, moet de productie een emissiereductie van ten minste 70% behalen ten opzichte van de fossiele referentiebrandstof (94 gCO₂eq/MJ). Dit is dezelfde drempel als voor hernieuwbare waterstof (RFNBO).

Vanaf 8 juli wordt de gedelegeerde verordening voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. Zij hebben een periode van twee maanden – met mogelijkheid tot verlenging van twee maanden – om de gedelegeerde verordening goed te keuren of bezwaar aan te tekenen.

Verduidelijking, maar beperkingen blijven in stand

De gepubliceerde verordening bevat meerdere tekstuele verduidelijkingen en minder ruimte voor interpretatie. De verordening biedt niet de mogelijkheid een afnameovereenkomst (PPA) met een koolstofarme elektriciteitsbron, zoals kernenergie, af te sluiten om aan te tonen dat het elektriciteitsgebruik emissievrij is. De EC onderzoekt deze mogelijkheid gelimiteerd tot kernenergie vanaf juli 2026. Dit is problematisch voor lidstaten met een emissie-intensieve elektriciteitsmix, zoals Nederland (77,8 gCO₂eq/MJ in 2023), dat op plek 17 staat binnen de EU.

Producenten moeten de emissies van aardgas aantonen en moeten hierbij voldoen aan de bepalingen van de methaanverordening. Als leveranciers geen specifieke gegevens m.b.t. methaanemissies aanleveren, biedt de verordening de mogelijkheid standaardwaarden toe te passen voor pijpleidinggas. Indien LNG de aardgasbron is wegen de emissies van liquefactie en transport ook mee. De eerder voorgestelde correctiefactor van 1,4 voor methaanemissies – die van toepassing was wanneer de aardgasproducent geen emissierapportage aanleverde en de aardgasleverancier deze informatie dus niet kon doorgeven aan de producent van de koolstofarme brandstof – is geschrapt. Voor CO₂ en N₂O-emissies bij aardgasproductie biedt de verordening niet de mogelijkheid van standaardwaarden af te wijken.

Algemeen Directeur Hans Grünfeld: "Wij zijn betrokken geweest tijdens het proces van het opstellen van deze gedelegeerde verordening en hebben op meerdere momenten input geleverd. In de nieuwste versie zijn duidelijke verbeteringen doorgevoerd zoals het schrappen van de correctiefactor, het toekomstige onderzoek naar de mogelijkheid van PPAs met kerncentrales, en op het gebied van helderheid en juridisch toepasbare definities. Cruciale zaken met betrekking tot het aantonen van lagere emissies voor CO2 en N2O en emissie intensiteit van elektriciteit d.m.v. PPAs met alle koolstofarme bronnen, zijn nog niet geregeld. De centrale vraag is dan ook: biedt deze verordening voldoende ruimte om daadwerkelijk koolstofarme waterstof te produceren op een economisch verantwoorde manier met een sluitende business case? De markt heeft behoefte aan een duidelijke definitie en erkenning: dat wat wordt geproduceerd en gebruikt ook daadwerkelijk als koolstofarme waterstof telt. In hoeverre deze verordening daarin voorziet, zal in de praktijk moeten blijken."