De Tweede Kamer heeft vorige week met een tweederde meerderheid ingestemd met het Wetsvoorstel collectieve warmte (Wcw). Met een verplicht publiek meerderheidsaandeel in grote warmtenetten en een optie op vrijstelling voor kleine collectieve warmtesystemen. Beoogd wordt om de afgesproken doelen in het Klimaatakkoord dichterbij te brengen door meer duidelijkheid te creëren m.b.t onder meer de bekostiging en betaalbaarheid. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting na het zomerreces in de Eerste Kamer behandeld.
Wetsvoorstel
De Wcw moet de uitrol van warmtenetten in Nederland bevorderen en in lijn te brengen met de afspraken die gemaakt zijn in het Klimaatakkoord (2019). De wet geeft – als opvolger van de Warmtewet (2009) - gemeenten regie over de warmtevoorziening van de gebouwde omgeving en beoogt de betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van de voorziening te borgen. Met een publiek meerderheidsaandeel hebben gemeenten de eindverantwoordelijkheid bij het bepalen van het beleid van het warmtebedrijf en de warmtenetten.
Op basis van de Wcw wordt het tarief van energie via warmte meer gebaseerd op wat de aanleg en het onderhoud van een collectief warmtesysteem kost. Consumenten zijn hiermee niet langer afhankelijk van de fluctuerende gasprijs zoals onder de Warmtewet (niet-meer-dan-anders principe (nmda), gebaseerd op het alternatief: een CV-ketel op aardgas). Dit beschermt klanten en warmtebedrijven tegen hoge energieprijzen. Ook wil de overheid op deze manier de betrouwbaarheid van het warmtesysteem verhogen, zodat er minder kans is op storingen.
De wet legt dus een grote verantwoordelijkheid bij publieke partijen. De gedachte hierachter is dat private partijen als Eneco, Ennatuurlijk en Vattenfall er onvoldoende in geslaagd zijn om de beoogde uitrol van collectieve warmtenetten te realiseren. De Raad van State zette vorig jaar echter nog vraagtekens bij de noodzaak en effectiviteit van een publiek meerderheidsbelang in collectieve warmtevoorzieningen. De Raad vond het voorstel niet duidelijk genoeg in hoe het bijdraagt aan maatschappelijk aanvaardbare warmtetarieven en de uitstoot van broeikasgasemissies.
Vrijstelling
Kleine collectieve warmtesystemen met minder dan 1.500 aansluitingen vallen niet onder de verplichting van een publiek meerderheidsaandeel. Ze kunnen buiten de warmtekavel die de gemeente aanwijst vrijgesteld worden van het aanvragen van een ontheffing op de wet. Om de belangen van aangeslotenen op deze systemen te kunnen borgen zal er wel een zwaarder reguleringsregime van kracht worden en geldt een meldplicht.
Groepsverbod
In de Wcw is een uitzondering op het zogenaamde groepsverbod opgenomen. Dat moet publieke netwerkbedrijven (netbeheerders van elektriciteits- en gasnetten) de mogelijkheid gaan bieden om deel te nemen in warmtebedrijven, of diensten te verlenen aan warmtebedrijven waar zijzelf geen aandeelhouder van zijn.
Verplichting
In de Wcw is ook een verplichting opgenomen over de verstrekking van informatie t.a.v. de restwarmte van onder meer industriële bedrijven en de geclausuleerde uitkoppeling van die warmte. De voorwaarden voor de informatieverstrekking en uitkoppeling zullen worden opgenomen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Vraagtekens
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “Het warmtevoorzieningsdossier kent inmiddels een historie van bijna 20 jaar. Na jaren van discussies over de noodzaak - en inrichting - van een nieuwe warmtewet is nu een eerste stap gezet. De vraag is echter of de beweging richting een publiek meerderheidsaandeel, met exclusieve rollen voor gemeenten en EBN, gaat leiden tot een versnelde uitrol van netten. En in welke mate de investerings- en operationele kosten beheersbaar en verantwoord zullen zijn. En of business cases zullen ontstaan met acceptabele tarieven voor de gebruikers.”
De Wet collectieve warmte is te vinden in de Kennisbank