Terug naar nieuws

Emissiereductiedoel 2030 haalbaar bij voortvarende uitwerking en uitvoering beleid

Industrie ligt op koers maar wordt geremd door beschikbaarheid energie en infra

Klimaat Beleid en toezicht, Emissie26 oktober 2023Jacques van de Worp

De Nederlandse klimaatdoelen voor 2030 lijken haalbaar, maar vereisen een voortvarende uitwerking en uitvoering van het beleid. De industriesector ligt op koers, maar wordt in de belangrijkste oplossingsrichtingen tot 2030 (m.n. elektrificatie) geremd door de beschikbaarheid van infrastructuur en hernieuwbare elektriciteit. Dat blijkt uit de Klimaatnota 2023 (verantwoording gevoerde klimaatbeleid) en de Klimaat- en Energieverkenning (KEV2023: monitoring voortgang klimaatbeleid) die minister Jetten (K&E) aan de Tweede kamer heeft aangeboden.

Monitoring

De Klimaatwet (2019) schrijft voor dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) jaarlijks een Klimaat­- en Energieverkenning (KEV) uitbrengt. In de KEV schetst het PBL de ontwikkelingen van de broeikasgasemissies en het energiesysteem in Nederland in het verleden, het heden en de toekomst. In de ramingen zijn naast broeikasgasemissies ook de ramingen voor energiebesparing en hernieuwbare energie meegenomen.

Emissiereductie

In de KEV 2023 geeft PBL aan dat het 55 procent emissiereductiedoel t.o.v. 1990 (103 Mton CO2eq in 2030) zich met 46-57 procent (emissieniveau 97-123 Mton CO2eq in 2030) binnen de geraamde bandbreedte bevindt, maar nog niet met voldoende zekerheid gerealiseerd wordt. Dat impliceert, aldus PBL, dat er maximaal ingezet moet worden op de uitwerking van het geagendeerde nationale en Europese beleid, ook al omdat de tijd om beleid uit te werken en te implementeren tot 2030 steeds beperkter wordt. Bij de uitwerking van het beleid moeten zaken als financiering en timing van beleidsinstrumenten duidelijk worden gemaakt en verantwoordelijkheden worden verdeeld: wie gaat het instrument uitvoeren, monitoren, waarborgen en handhaven? En, in hoeverre zijn de instrumenten effectief in te zetten en uit te voeren voor 2030, bijvoorbeeld met de fors toenemende congestie op de elektriciteitsnetten. Die congestie is een belangrijk obstakel voor de beoogde toename van het gebruik van hernieuwbare elektriciteit en de elektrificatie in onder meer de industrie. De emissies in 2022 liggen volgens PBL overigens 31 procent onder het 1990-niveau, maar dat is mede dankzij hoge aardgasprijzen in 2022 en een zachte winter. 

Energiebesparing en hernieuwbare energie

Het finaal energieverbruik in 2021 was 1.898 petajoule (2022 cijfers nog niet beschikbaar). In het KEV 2023 wordt met de klimaatplannen uit het voorjaarspakket een finaal energieverbruik verwacht van 1.566 - 1.818 PJ in 2030. Het door de Europese EED aangescherpte doel van 1.609 petajoule komt daarmee binnen de bandbreedte van de raming, maar is alleen haalbaar als alles meezit. De doelstelling voor cumulatieve besparing (1.285 PJ in periode 2021-2031) door nationaal beleid ligt binnen bereik (band 1.168 - 1.415 PJ). De Nederlandse bijdrage aan de doelstelling voor hernieuwbare energie in het totale verbruik zal naar verwachting 38 procent zijn in 2030. De KEV 2023 raming komt op een bandbreedte van 32-42 procent, mede door een verwachte extra inzet van biobrandstoffen.

Sectoren

Uit de KEV-raming volgt dat de indicatieve sectordoelen voor de sectoren elektriciteit, industrie, gebouwde omgeving en mobiliteit binnen de bandbreedte liggen, hoewel niet ruim. In de industrie kan de broeikasgasuitstoot worden teruggebracht naar een niveau van 27 - 42 Mton CO2eq in 2030: ca. 5 Mton lagere emissie dan met het vastgestelde en voorgenomen beleid van KEV2022. Indicatieve restopgave in 2030: 29,1 Mton. De belangrijkste bijdragen komen uit de maatwerkafspraken met de grootste uitstoters (gereserveerd budget uit het Klimaatfonds) en het stimuleringsplan voor het gebruik van groene waterstof in de industrie en raffinage. In de KEV 2023-raming komt het aandeel hernieuwbaar in de industrie in 2030 uit op 10-17 procent (2020: 5 procent), een jaarlijkse groei van 0,6 -1,3 procent per jaar (doel: 1,6 procentpunt). 

In de elektriciteitssector nemen de broeikasgasemissies mogelijk toe naar een niveau van 9-23 Mton CO2eq in 2030. Dat is ca. 2 Mton hoger dan in KEV2022 door inzet van elektriciteit voor de productie van groene waterstof en het aantal elektrische voertuigen. Reden: de groei van de productie van hernieuwbare elektriciteit kan de groei van de vraag naar elektriciteit als gevolg van de klimaatplannen niet bijbenen.

Ambivalent

Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “het is goed nieuws dat de industrie op koers ligt om de opgelegde klimaatdoelen voor 2030 te halen. Aan realisatieplannen voor de komende jaren geen gebrek. Zorgelijk is dat PBL opnieuw tot de conclusie moet komen dat de industrie gehinderd wordt door een gebrek aan transport infrastructuur, en bovendien tot de conclusie komt dat het aanbod aan hernieuwbare elektriciteit de vraag van de industrie maar ook de mobiliteit en gebouwde omgeving niet bijhoudt.”  

Bron: ministerie van EZK

Alle informatie over het Nederlandse klimaatbeleid vindt u in de Kennisbank