Terug naar nieuws

Investeringsbesluit in Zuid-Hollands Warmtelinq genomen

Aanleg startproject Den Haag moet in 2025 afgerond zijn

Gassen Netwerken9 november 2021Thessa de Ridder

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en Gasunie hebben een definitief investeringsbesluit genomen over de aanleg van een ondergrondse warmteleiding van de Rotterdamse haven naar Den Haag. Eneco zal als eerste warmtebedrijf warmte afnemen uit dit transportnet en leveren aan de gebouwde omgeving in Den Haag. De te leveren warmte is restwarmte van bedrijven in de haven. Met de realisatie van het ‘WarmtelinQ’-project in – volgens planning - 2025 wordt in eerste instantie een CO2-reductie van bijna 0,2 Mton per jaar bereikt.

Open net
WarmtelinQ wordt een open transportleiding waar meerdere afnemers, zoals energieleveranciers, en (duurzame) warmtebronnen (’warmteproducenten’) op aan kunnen sluiten. De nieuwe Warmtewet maakt dat ook mogelijk. Eneco tekende als eerste een transportovereenkomst met Gasunie en zal via het bestaande warmte distributienet in Den Haag warmte leveren aan de gebouwde omgeving. Het warmtetransportnet wordt zo gedimensioneerd dat het op termijn voldoende capaciteit biedt om meer warmteverbruikers aan te sluiten. De restwarmte, die anders ongebruikt zou worden geloosd, komt vrij bij – industriële - processen van bedrijven in de Rotterdamse haven. De inzet van restwarmte levert een besparing op in het gebruik van aardgas. In de toekomst kunnen naast de inzet van restwarmte ook andere (hernieuwbare) warmtebronnen zoals geothermie aangesloten worden.

Uitbreiding
Gasunie onderzoekt samen met de provincie Zuid-Holland en het ministerie van EZK of een aftakking van het tracé van Rijkswijk naar Leiden mogelijk is. Daarmee zouden onder meer de warmtenetten in de regio Leiden van warmte kunnen worden voorzien. Daarnaast zijn door Gasunie de mogelijkheden voor verdere uitrol verkend in een integraal ontwerp waarmee het aantal woningen dat verduurzaamd kan worden substantieel toe kan nemen.

Het kabinet kondigde met Prinsjesdag aan extra middelen beschikbaar te stellen voor energie-infrastructuurprojecten die belangrijk zijn voor de klimaat- en energietransitie, waaronder het WarmtelinQ-project.

Organisatie
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “in heel Nederland hebben we de afgelopen decennia gezien dat voorgenomen warmte-uitkoppelingsprojecten bijna altijd stranden voordat een eerste spade in de grond gaat. Dat heeft meerdere oorzaken. Een belangrijke is de gedwongen winkelnering bij een warmteleverancier die tevens het transport en de inkoop van warmte verzorgt. Dat gaat nu doorbroken worden met de nieuwe Warmtewet, door de open-net-aanpak met de mogelijkheid van meerdere warmte-aanbieders en -leveranciers. Daarnaast wordt de niet-meer-dan-anders kostensystematiek losgelaten. Dat is goed uit oogpunt van kostenreflectieve tarieven, met als keerzijde dat de warmtenet-oplossing duurder kan blijken te zijn dan andere duurzame alternatieven zoals een hybride- of all-electric voorziening. De vraag is of de warmteverbruiker de facto de keuze krijgt om in dat geval voor zo’n alternatief te kiezen. Een ander issue is de sterk gepolitiseerde besluitvorming rond warmtenetten, bijvoorbeeld door het uitoefenen van druk m.b.t. de warmtebron(nen): mogen die een fossiele origine hebben wanneer een warmte-uitkoppelingsproject tot CO2-emissiereductie in de voorzieningsketen leidt? Een misvatting is dat industriële restwarmte altijd fossiel is, en daarmee in het energietransitieproces uitfaseert. Bij de productie van groene waterstof uit hernieuwbare elektriciteit wordt 30 procent van de energie-inhoud in warmte omgezet. Restwarmte zal met andere woorden een blijvertje zijn.”

VEMW, 9 november 2021