Terug naar nieuws

Rechter: VN Klimaatakkoord Parijs verplicht bedrijven rechtstreeks emissies snel te reduceren

Uitvoering vonnis vereist actieve steun overheid en NGO’s

Klimaat Wet- en regelgeving27 mei 2021Thessa de Ridder

Het Klimaatakkoord van de VN COP-conferentie in Parijs (2015) legt ook aan bedrijven rechtstreeks een zorgplicht op om de emissie van broeikasgassen te reduceren. Shell is verplicht om via zijn concernbeleid eind 2030 de CO2-uitstoot van de Shell-groep, zijn toeleveranciers en afnemers streng terug te brengen met netto 45 procent t.o.v. 2019. Voor Shell zelf is dat een resultaatverplichting, voor de uitstoot van leveranciers én eindgebruikers een ‘zwaarwegende inspanningsverplichting’. Dat is de uitspraak van de Rechtbank in Den Haag in een zaak die is aangespannen door Milieudefensie en zes andere organisaties. VEMW over deze baanbrekende uitspraak: “Voor uitvoering van het vonnis staat niet alleen Shell aan de lat, maar is ook de onherroepelijke steun van onder meer overheid en NGO’s vereist.”

Klimaatakkoord Parijs
December 2015 hebben 186 landen een klimaatakkoord ondertekend dat goed is voor 96,5 procent van de broeikasgasuitstoot van de wereld. Dat is een groot verschil met het in 1997 afgesloten Kyotoprotocol waaraan slechts 12 procent van de wereldwijde vervuilende landen zich committeerde. Het lange termijndoel is de opwarming van de aarde te beperken. Vanaf 2020 moeten wereldwijd stappen gezet worden naar een klimaatneutrale samenleving. Het pad dat de Europese Unie al heeft uitgestippeld naar een reductie van 80 tot 95 procent uitstoot van broeikasgassen in 2050 past hierin als ijkpunt. Nederland heeft als lidstaat van de EU de afspraken geïncorporeerd in haar klimaatbeleid met in 2019 een gesloten Klimaatakkoord dat moet leiden tot een nationale reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 49 procent in 2030 t.o.v. 1990.

Uitspraak
Volgens de rechter moet Shell als concern ‘het zijne doen om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van gevaarlijke klimaatverandering’, met een resultaatverplichting van 45 procent emissiereductie aan de eigen schoorstenen (scope 1) in 2030 t.o.v. 2015. Voor de uitstoot van Shell’s leveranciers (scope 2) en eindgebruikers (scope 3) geldt een zwaarwegende inspanningsverplichting van 45 procent. De rechter is van oordeel dat Shell een zorgplicht heeft als het gaat om haar uitstoot in Nederland én daarbuiten. Die directe en indirecte uitstoot zou 3 procent van de wereldwijde uitstoot bedragen.

Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “de rechter meent dat uit het VN Klimaatakkoord van Parijs (2015) ook - en rechtstreeks – een zorgplicht voortvloeit voor bedrijven zoals Shell. Niet alleen in het land waar de hoofdzetel zich bevindt en de uitstoot plaatsvindt, maar wereldwijd alle uitstoot van het bedrijf. Deze uitspraak leidt tot grote onzekerheid, want geldt dit dan voor alle bedrijven, groot en klein, en ook voor bedrijven met een hoofdzetel in Nederland maar alle uitstoot elders? Hoewel het vonnis van de rechter nog niet onherroepelijk is en hoger beroep openstaat, legt de uitspraak een grote druk op Shell om haar strategie aan te passen, met consequenties voor het bedrijf, aandeelhouders, medewerkers, klanten en toeleveranciers. De resultaatsverplichting aan de eigen schoorsteen (scope 1), en een zware inspanningsverplichting in de keten (scope 3) die op korte termijn (2030) gerealiseerd moet worden, vraagt aandacht voor de doelmatigheid van oplossingen, de concurrentiepositie en het vestigingsklimaat van Shell en andere bedrijven in Nederland dat onder druk kan komen te staan. Bedrijven zijn mede afhankelijk van externe factoren, zoals de tijdige beschikbaarheid van voldoende mensen en middelen, koolstofarme elektriciteits- en waterstofproductie (scope 2), en infrastructuur voor elektriciteit, waterstof, en CCS. De zware verplichtingen die de rechter aan Shell op een korte termijn oplegt maakt dat de noodzaak van toepassing van CCS nog onherroepelijker wordt. Intensivering van de uitvoering van CCS-projecten vereist dan ook de volledige steun van de NGO’s en de overheid”.