Terug naar nieuws

Uitdaging om CO2-reductie instrumenten beter op praktijk aan te laten sluiten

Toekomstbestendigheid en financierbaarheid projecten verdienen aandacht

Klimaat Beleid en toezicht11 november 2020Thessa de Ridder

Er is een hele range aan subsidies en fiscale instrumenten om de CO2-reductie in de industrie te stimuleren. De uitdaging is om die instrumenten beter op de praktijk te doen aansluiten. Bij de project realisatie verdienen de toekomstbestendigheid en de financierbaarheid van een project aandacht in een snel veranderende energievoorziening en industrietransitie. Dat zijn belangrijke lessen uit de derde VEMW-NVDE-RVO inspiratietour die gewijd was aan het instrumentarium.

Subsidies en fiscale regelingen
Bij de realisatie van industriële projecten die gericht zijn op verbetering van de energie-efficiëntie, de reductie van de uitstoot van CO2 en de opwek van hernieuwbare energie maken bedrijven graag gebruik van subsidies en fiscale regelingen om een business case rond te krijgen en een project te realiseren. Er is een hele reeks aan instrumenten die daarvoor beschikbaar is in verschillende stadia van rijpheid van technologie, zoals de WBSE, MOOI, HER+, VEKI, en de SDE++. Daarnaast kennen we sinds jaar en dag de fiscale regelingen zoals de EIA, MIA en Vamil. De Europese Commissie heeft aan deze reeks nog het Innovatiefonds toegevoegd en de Nederlandse regering het Groeifonds.

Praktijk
In de praktijk is het voor bedrijven niet altijd eenvoudig om de juiste regeling voor een specifiek project te vinden. Daarnaast is het nogal eens lastig om (tijdig) aan alle voorwaarden voor toekenning van een subsidie te voldoen, zoals een tijdige beschikking over vergunningen op grond van de Wabo, de Wet Natuurbescherming, de Mijnbouwwet of de Waterwet. Een andere praktijk uitdaging is de toekenning van een subsidie of regeling op basis van een technologie, waar een bedrijf een project gaat realiseren waarvan de technologie maar een onderdeel is, en waarbij de overall-kosten een stuk hoger liggen dan louter de technologiekosten.

De uitdaging is om de beschikbare middelen en de wens om emissies te reduceren beter op elkaar te doen aansluiten. Dat kan door op verschillende manieren, zo lieten praktijkvoorbeelden van EY en ABNAMRO zien. Bijvoorbeeld door de organisatie van de betrokken projectpartijen, zoals de eindgebruiker, de aannemer, de financier, en de leverancier. EY liet zien dat de fiscaliteit rond een project een grote invloed kan hebben, en dan met name op de exploitatie. En waar het doorgaan van een CO2-reductieproject nogal eens afhankelijk is van een terugverdientijd maakte ABNAMRO duidelijk dat de toekomstbestendigheid en de financierbaarheid van een project - in het licht van een snel veranderende energievoorziening en industrietransitie – extra aandacht behoeft. Veel investeringen worden immers gerealiseerd voor een levensduur van tien tot tientallen jaren, waar de veranderingen in die tijdspanne groot zijn met veel onzekerheden en ongewisheden.

Informatie
Als bedrijven meer informatie willen hebben over de instrumenten die ze ter beschikking staan, dan kunnen ze rechtstreeks contact opnemen met de organisatoren (RVO, NVDE, VEMW) en sprekers (RVO, EY, ABNAMRO) van de Inspiratietour, of een contactformulier invullen en versturen via www.verduurzamingindustrie.nl.

Er volgen nog twee inspiratietours (webinars) in de 2020 reeks:

Dinsdag 1 december om 15.00 uur – warmte- en stoomuitkoppeling

Dinsdag 15 december om 15.00 uur – energiebesparing