Terug naar nieuws

VEMW: aanscherping CO2-reductiedoelen vragen om flankerend beleid

Industrie heeft behoefte aan innovatie, infrastructuur, ondersteuning en behoud concurrentievermogen

Klimaat Wet- en regelgeving16 september 2020Thessa de Ridder

De Nederlandse regering heeft op Prinsjesdag haar wetsvoorstel kenbaar gemaakt voor de introductie van een CO2-heffing voor de industrie die deelneemt aan het EU-ETS. De Europese Commissie wil de centrale EU broeikasgasemissiereductie doelstelling voor 2030 aanscherpen van 40 procent tot ten minste 55 procent. VEMW kan die ambities steunen waar die niet eenzijdig gericht zijn op de doelstelling maar ook op de verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de industrie

CO2-heffing
De regering heeft het wetsvoorstel ’Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet Milieubeheer voor de invoering van een CO2-heffing voor de industrie’ gepubliceerd. Met dit voorstel beoogt het kabinet te borgen dat de industrie de reductieopgave van 14,3 Mton ten opzichte van het PBL-basispad in 2030 (zoals vastgesteld in KEV 2019) daadwerkelijk realiseert. De heffing moet volgens het voorstel 30 euro in 2021 bedragen en lineair oplopen tot 150 euro in 2030. Op deze heffing wordt de EU-ETS-prijs in mindering gebracht.

Algemeen directeur Hans Grünfeld: “Het Ministerie van Financiën verwacht dat de industrie als geheel in 2024 pas extra voor de uitstoot gaat betalen, behalve als ze voldoende reductiemaatregelen nemen. Om die maatregelen te nemen moet een bedrijf echter investeren, en omdat de kost voor de baat uitgaat zijn er dus wel degelijk ook voor deze bedrijven extra kosten. Nu kunnen bedrijven voor de investering in CO2-reductie gebruik maken van de ingestelde SDE++ subsidieregeling, echter, niet elk bedrijf heeft korte termijn opties die voldoende reductie opleveren. Een bedrijf dat niet beter dan de Europese benchmark presteert gaat de heffing voelen, ook al voor 2024. Om te voorkomen dat koolstof weglekt en investeringen in verduurzaming van de industrie te realiseren is maatwerk nodig en moeten bedrijven tijdig kunnen beschikken over de noodzakelijke infrastructuur".

EU klimaatdoelstelling 2030
De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, hield haar jaarlijkse State of the European Union speech in het Europees Parlement in Brussel. Tijdens deze speech maakte zij officieel bekend dat de Commissie de centrale broeikasgasemissiereductie doelstelling voor 2030 wil verhogen van 40% naar de ten minste 55%. De Commissie heeft de afgelopen maanden extensief onderzoek gedaan naar de gevolgen van dit besluit en zal dat morgen publiceren in een Impact Assessment (IPA). In deze IPA is per sector beoordeeld hoe de transitie naar klimaat neutraliteit versneld kan worden. Von der Leyen erkende tevens dat derde landen achter blijven op het gebied van klimaatambities, en noemde daarom het Carbon Border Adjustment Mechanism als belangrijk voorstel in voorbereiding. De Commissie zal volgend jaar met een voorstel komen om de weglek van Europese bedrijven naar derde landen te voorkomen. Het is de vraag of dat dit nieuwe instrument de gratis rechten die bedrijven nu ontvangen ter bescherming van weglek (Carbon Leakage) zal gaan vervangen. Daarnaast stuurt de Commissie aan op een aanscherping van het ETS en een mogelijke uitbreiding daarvan naar andere sectoren. Daarover zal morgen meer informatie beschikbaar komen.

Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “wij steunen de ambitie van de Europese Commissie om de doelstelling in 2030 van 49 naar 55 procent CO2-emissiereductie aan te scherpen waar die niet eenzijdig gericht is op die doelstelling, maar ook op de verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de industrie. Beprijzing van CO2-uitstoot door een emissiehandelssysteem zoals het EU-ETS is en blijft, afhankelijk van de uitvoering van zo’n systeem, een goede manier om reductiedoelstellingen te realiseren. Daarnaast hebben we een flankerend stimuleringsbeleid nodig voor investeringen in de innovatie, implementatie en infrastructuur voor reductieopties zoals groene elektriciteit, groen gas, waterstof, warmte en CCUS. Plus instrumenten gericht op bescherming van de Europese industrie tegen valse concurrentie uit landen waar geen CO2-instrumenten zijn ingevoerd. De markt houdt voor veel bedrijven niet op bij de grens van de Europese Unie. Daarom moeten de nog bestaande onduidelijkheden over de invulling van het Carbon Border Adjustment Mechanism, de bescherming tegen koolstoflekkage, en de verdeling van de extra lasten tussen de ETS en non-ETS-sectoren worden weggenomen.”

Grünfeld vervolgt: “de beoogde invoering van een nationale Nederlandse CO2-heffing interfereert met het efficiënte ETS. De heffing is er op gericht dat emissiereductie in Nederland plaatsvindt, ook als die wellicht doelmatiger gerealiseerd had kunnen worden elders in Europa. Om er voor te zorgen dat die emissiereductie gerealiseerd wordt door investering in verduurzaming van de industrie en niet door verplaatsing van productie uit Nederland, in lijn met de industriebrief van minister Wiebes EZK, is flankerend stimuleringsbeleid voor investeringen in innovatie, implementatie en infrastructuur noodzakelijk. Daar is nog werk te verrichten zoals bleek uit het PBL-rapport en de PwC speelveldtoetsstudie. Wij denken graag met de overheid mee als het gaat om de invulling.”