Opinie Hans Grünfeld in De Telegraaf
Terwijl het ene na het andere onheilsbericht verschijnt over sluiting van industriële bedrijven, debatteert de Tweede Kamer met de minister van Klimaat en Groene Groei over de vraag of steun aan de industrie gerechtvaardigd is. Het is alsof de politiek de stoelen op het dek van de Titanic herschikt, terwijl het kolossale schip water maakt en bezig is te zinken. In deze tijd van toenemende internationale spanningen en onzekerheid is daadkracht noodzakelijk om te voorkomen dat we in Nederland een cruciale bouwstenen voor onze economie, onze veiligheid en ons toekomst duurzaam verdienvermogen verliezen.
De basisindustrie vormt een stevige pijler onder de Nederlandse samenleving. Bedrijven in de chemie, raffinage en metaal-, papier-, keramiek- en glassector maken producten die we dagelijks gebruiken. Van staal voor windturbines en auto’s, tot kunststoffen voor waterleidingen, isolatiemateriaal en medische hulpmiddelen. En van verpakkingen die onze voedselveiligheid garanderen, tot materialen voor de bouw van huizen en wegen. Onderzoeksbureau PWC berekende onlangs dat het gaat om zo’n €60 miljard aan toegevoegde waarde, 435.000 banen en bijna €5 miljard aan belastingafdrachten.
Maar minstens zo belangrijk is dat ongeveer een vijfde van de werknemers in economisch kwetsbare regio’s buiten de Randstad voor hun bestaanszekerheid afhankelijk zijn van de industrie. Bedrijven die onderdeel uitmaken van ketens, waarbij de één grondstoffen, producten en kennis levert aan de ander. Een deel van die producten wordt overigens door de Europese Unie als ‘strategisch’ gekwalificeerd, waardoor wij de levering veiligstellen, onafhankelijk van onbetrouwbare landen, kwetsbare toeleveringsketens en internationale conflicten. Tenslotte is de industrie noodzakelijk als vliegwiel voor de verduurzaming van onze samenleving. Zonder de kracht en grootte ervan geen waterstofvoorziening of grootschalige investeringen in wind op zee. En zonder de recyclingsmogelijkheden van de staal-, kunststof-, glas- en papierindustrie geen zicht op een circulaire economie.
Hoewel Nederland een uitstekende uitgangspositie heeft voor een robuuste en duurzame industrie, dreigen de noodzakelijke investeringen aan Nederland voorbij te gaan. In rap tempo is ons investeringsklimaat onder druk komen te staan, door onzekerheid over vergunningen, snel gestegen energiekosten en eenzijdige Nederlandse heffingen. Het snel stijgende aantal bedrijfssluitingen geeft een duidelijk signaal. Het is de hoogste tijd om het investeringsklimaat te herstellen en bedrijven perspectief te bieden om in ons land te investeren.
Een recent gepubliceerd advies van een ambtelijke werkgroep biedt een goede basis voor herstel van een gelijk speelveld. Allereerst kunnen de energiekosten verlaagd worden door gebruik te maken van de Europese compensatiemogelijkheid voor hoge elektriciteitsprijzen en de toepassing van kortingen op de transportkosten. Dit gebeurt al in Duitsland, Frankrijk en België en er is dus geen reden om dit hier niet onmiddellijk ook te doen. Daarnaast moet nu snel een knoop worden doorgehakt over de bescherming tegen torenhoge kosten van de aanleg van een stroomnetwerk op zee en de uitbreiding van het bestaande elektriciteitsnet. En als derde moet worden voorkomen dat bedrijven onnodig op achterstand worden gezet in Nederland door een CO2-heffing bovenop de Europese CO2-prijs en een aangekondigde plasticheffing. Het is tijd voor politieke daadkracht, want het gaat ergens om: bestaanszekerheid, veiligheid en ons toekomstig duurzaam verdienvermogen.