Vandaag is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur gepresenteerd. De opdracht voor dit onderzoek is vorig jaar gegeven in de Voorjaarsnota naar aanleiding van de steeds verder stijgende netkosten. Deze stijgende netkosten, die op afnemers worden verhaald via de nettarieven, lopen zo sterk uit de pas met omringende landen dat Nederlandse afnemers een negatieve concurrentiepositie ervaren. De taak van het IBO was om meer inzicht en grip te krijgen op de omvang van de investeringen in de elektriciteitsinfrastructuur tot 2040 en de bekostiging en financiering ervan. Dat moest leiden tot concrete beleidsopties waar het kabinet uit kan kiezen.
Kosten elektriciteitsinfrastructuur en hun verdeling
Uit het IBO blijkt dat de jaarlijkse kosten voor het Nederlandse netbeheer bijna zullen verdriedubbelen in 2040. Van de huidige 7 miljard naar 20 miljard euro per jaar. De totale kosten voor de elektriciteitsinfrastructuur tot 2040 zal om en nabij de 195 miljard liggen, met een bandbreedte van 136 tot 253 miljard euro. Iets meer dan de helft van deze kosten, 107 miljard, zijn aan het net op land te wijten. De overige 88 miljard zijn bestemd voor de bouw van het net op zee. Dit net op zee is nodig om de windparken die op zee gebouwd worden aan te sluiten en de opgewekte elektriciteit naar land te transporteren. Gezien het feit dat in de huidige tariefstructuur alleen afnemers nettarieven betalen en er geen afnemers op dit enorme net bijkomen, heeft dit een enorme kostenstijging voor afnemers op land tot gevolg. Deze stijging komt naast de enorme investeringen die gedaan moeten worden om het net op land uit te breiden. Helaas beperkt het IBO zich met de focus grotendeels tot het net op land.
Menukaart voor het kabinet
Om de enorme kosten voor de maatschappij te beperken heeft het IBO verschillende beleidsopties onderzocht en beschreven, zonder hierbij aanbevelingen te doen over welke opties het beste zijn of de beste combinatie vormen. Het is nu aan het kabinet om op basis van deze ‘menukaart’ de verschillende beleidsopties tegen elkaar af te wegen en tot een plan te komen dat het gewenste effect bereikt. De ‘menukaart’ is verdeeld in drie segmenten: het dempen van de kostenstijging, Het anders verdelen van de kosten en het stroomlijnen van besluitvorming. Het kabinet zal later een appreciatie van het IBO rapport presenteren waar uit zal blijken welke beleidsopties de voorkeur hebben.
Beleidsopties op een rij
Zoals eerder vermeld behandelt het IBO een breed scala aan beleidsopties. Allereerst de opties voor het verlagen van de totale pot aan kosten voor de elektriciteitsinfrastructuur. Deze pot kan volgens het IBO verkleind worden door gerichte maatregelen en meer inzet van flexibele opwek en afname. Door flexibel met de beschikbare netcapaciteit om te gaan en in te zetten op bijvoorbeeld warmtenetten kunnen de kosten voor het net op land met maximaal 22,5 miljard verlaagd worden. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat het hier gaat om de investeringskosten en dat de bijkomende kosten voor flexibiliteit, bijvoorbeeld balanshandhaving en congestiemanagement, niet zijn meegenomen. Een suggestie van het IBO om flexibel netgebruik te stimuleren is het gebruik van variabele tarieven, ook bij kleinverbruikers en huishoudens. Grootverbruikers die aangesloten zijn op TenneT hebben al te maken met variabele tarieven sinds januari 2025 en de verwachting is dat ook grootverbruikers aangesloten op regionale netbeheerders vanaf 2027 variabele tarieven krijgen. Als laatste kan een zwaardere belasting van assets in het netwerk en gebruik van redundante capaciteit (vluchtstrook) helpen extra kosten te vermijden, hoewel dit ook ten koste van de kwaliteit kan gaan als dit niet zorgvuldig gebeurt.
Naast de totale kosten kan ook de impact van de kosten aangepakt worden. De groep die het meeste last heeft van de hoge netkosten en de toekomstige stijging is de internationaal concurrerende, energie-intensieve industrie. Voor deze groep kunnen de kosten verlaagd worden door gerichte compensatie (IKC-ETS), het verhogen van de belastingvermindering of het verlagen van de belasting op elektriciteit. Het IBO raadt aan om dergelijke besluiten in het kader van de investeringszekerheid voor een periode van vijf jaar vast te stellen.
Buiten de opties van het gericht verlichten van de kosten kunnen ook de totale kosten voor alle afnemers beperkt worden door de inzet van algemene middelen. Een optie om dit te doen is via een amortisatiefonds, waarbij een beperkte stijging van de tarieven per jaar gehanteerd wordt en de Staat het verschil met de daadwerkelijke kostenstijging uitleent. Deze lening wordt vervolgend in de toekomst terugbetaald wanneer het net is uitgebreid en meer aangesloten partijen de lasten kunnen dragen. Een tweede optie is de inzet van Europese middelen om het net te financieren. Omdat Nederland een belangrijk deel van de elektriciteit door zal voeren zou de rekening ook neergelegd kunnen worden bij de landen waar deze elektriciteit uiteindelijk terecht komt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen via de Connecting Europe Facility.
Ook over de besluitvorming doet het IBO aanbevelingen. Zo komt uit de aanbevelingen naar voren dat er nauwere samenwerking tussen netbeheerders en overheden moet komen. Dit door het institutionaliseren van processen rondom scenario’s, infrastructuurplanning en investeringsplannen. Helaas wordt nergens de betrokkenheid van de netgebruikers genoemd, terwijl dat wel de eindgebruikers van het elektriciteitsnet zijn.
Actie nu vereist
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “Dat de uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur tot enorme kosten gaat leiden is voor VEMW geen nieuws. De netkosten, en daarmee de nettarieven, zijn de afgelopen jaren extreem gestegen en alle prognoses laten zien dat de stijging in de toekomst door zal zetten. Een groot gedeelte van de stijging is te wijten aan de politieke keuze om de verduurzaming van het Nederlandse elektriciteitssysteem van wind op zee afhankelijk te laten zijn. het is vervolgens de afnemer die moet betalen voor de gigantische investeringen die daarvoor nodig zijn. Het is dan ook jammer dat de focus van het IBO hoofdzakelijk op het net op land ligt en niet het complete systeem beslaat.”
Grünfeld vervolgt: “ Het is wel goed dat het IBO nu aandacht besteedt aan de verschillende opties om de negatieve effecten van de kostenstijging van het net op land te beperken. VEMW heeft echter altijd gepleit voor een tweetrapsraket met zowel het net op land als het net op zee. Allereerst dient het huidige probleem van het ongelijke speelveld binnen Europa verholpen te worden door gerichte hulp aan de partijen die hier het hardst door geraakt worden. Dit kan het beste door een alternatief voor de VCR en het uitbreiden en verlengen van de IKC. Daarnaast dient de toekomstige stijging zoveel mogelijk beperkt te worden. Dit kan bereikt worden door enerzijds een amortisatiefonds om de kostenstijging van het net op land te compenseren. Vervolgens dient het net op zee alternatief bekostigd te worden uit algemene en Europese middelen. De recent gepubliceerde Clean Industrial Deal van de Europese Commissie biedt hier ook mogelijkheden toe. Daarnaast kan het net op zee via de Connecting Europe Facility of als Project of Common Interest deels met Europees geld bekostigd worden. Aanzienlijke hoeveelheden elektriciteit zullen immers bedoeld zijn voor het buitenland. Bovendien dienen ook netgebruikers nauwer betrokken te worden bij besluitvorming rondom elektriciteitsinfrastructuur. Alleen dan kan een compleet beeld gevormd worden dat aansluit op de realiteit van de eindgebruiker.”
Grünfeld sluit af: “De publicatie van het IBO is slechts het begin. Het kabinet heeft nu voldoende opties om de tariefstijging als gevolg van de uitbreiding van het net op land te beperken. VEMW kijkt dan ook zeer uit naar de appreciatie van het kabinet. Desalniettemin moet er nu actie genomen worden om in de voorjaarsnota de eerste beleidsacties te nemen en onze hoop is dat het kabinet niet vergeet om de kern van het toekomstige probleem, de stijging door het net op zee, ook aan te pakken.”
Het IBO Rapport is te downloaden in de Kennisbank